Vorstenlanden

http://dbpedia.org/resource/Vorstenlanden

Vorstenlanden (Bahasa Indonesia: wilayah kepangeranan, bahasa Jepang: 公地, bahasa Jawa: praja kejawen) adalah daerah-daerah yang berada di bawah kekuasaan empat monarki pecahan dari Kesultanan Mataram, yaitu Surakarta, Yogyakarta, Mangkunegaran, dan Pakualaman. Istilah ini lebih merujuk pada wilayah Surakarta dan Yogyakarta, dan mengindikasikan bahwa wilayah tersebut merupakan daerah istimewa yang berhak memerintah dirinya sendiri. rdf:langString
The Vorstenlanden (Dutch for 'princely lands' or 'princely states', Japanese: 公地, romanized: kōchi, koti) were four native, princely states on the island of Java in the colonial Dutch East Indies. They were nominally self-governing vassals under suzerainty of the Kingdom of the Netherlands. Their political autonomy however became increasingly constrained by severe treaties and settlements. Two of these continue to exist as a princely territory within the current independent republic of Indonesia. The four Javanese princely states were: rdf:langString
Col termine in lingua olandese di Vorstenlanden (in italiano: stati principeschi) si indicano quattro stati principeschi nativi dell'isola di Giava nelle Indie orientali olandesi che nominalmente erano indipendenti ma de facto si trovavano sottoposti alla sovranità del Regno dei Paesi Bassi. L'autonomia politica di questi stati ad ogni modo venne più e più volte contrastata dai coloni olandesi. I territori erano: Yogyakarta è l'unico dei Vorstenland che ancora oggi ha uno status speciale all'interno della Repubblica di Indonesia, ovvero che costituisce un daerah istimewah (distretto speciale). rdf:langString
De vorstenlanden waren in Nederlands-Indië vier na de kolonisatie overgebleven inheemse rijken in het midden van Java. De vorsten van deze staatjes waren formeel "zelfregeerder" maar hun politieke macht was door verdragen en akkoorden sterk ingeperkt. Het Koninkrijk der Nederlanden was hun suzerein. In de 20e eeuw waren * Het soenanaat Soerakarta met 1.704.201 inwoners * Het sultanaat Jogjakarta met 1.399.351 inwoners * Het vorstendom Pakoealaman met 112.005 inwoners * Het vorstendom Mangkoenegaran (Mangkoe-Negoro) met 908.318 inwoners tot 1945 zelfregerende vorstenstaten. * * * rdf:langString
rdf:langString Vorstenlanden
rdf:langString Vorstenlanden
rdf:langString Vorstenlanden
rdf:langString Vorstenlanden
xsd:integer 4951266
xsd:integer 1105445726
rdf:langString Vorstenlanden (Bahasa Indonesia: wilayah kepangeranan, bahasa Jepang: 公地, bahasa Jawa: praja kejawen) adalah daerah-daerah yang berada di bawah kekuasaan empat monarki pecahan dari Kesultanan Mataram, yaitu Surakarta, Yogyakarta, Mangkunegaran, dan Pakualaman. Istilah ini lebih merujuk pada wilayah Surakarta dan Yogyakarta, dan mengindikasikan bahwa wilayah tersebut merupakan daerah istimewa yang berhak memerintah dirinya sendiri.
rdf:langString The Vorstenlanden (Dutch for 'princely lands' or 'princely states', Japanese: 公地, romanized: kōchi, koti) were four native, princely states on the island of Java in the colonial Dutch East Indies. They were nominally self-governing vassals under suzerainty of the Kingdom of the Netherlands. Their political autonomy however became increasingly constrained by severe treaties and settlements. Two of these continue to exist as a princely territory within the current independent republic of Indonesia. The four Javanese princely states were: * Surakarta, a sunanate to the north * Yogyakarta, the sultanate to the south * Mangkunegaran, a principality to the east * Pakualaman, a small principality largely enclosed within the area of the Sultanate of Yogyakarta These princely territories were successor states to the Mataram Sultanate and originated in civil wars and wars of succession within the Javanese nobility. The susuhunan of Surakarta represented the direct line of succession; the other three rulers represented cadet branches. In 1755, during the Third Javanese War of Succession, the Sultanate of Mataram split into the Surakarta Sunanate and the Yogyakarta Sultanate (contemporaneous Dutch spelling: Djokjakarta); Mankunegoro split from Surakarta in 1757. Lastly, Paku Alam split off from Yogyakarta in 1812 after the Invasion of Java (1811). The native rulers were formally considered 'autocrats' by the colonial authorities and all land in their territories was considered their property. Yet they did not have jurisdiction over Europeans and 'non-indigenous Orientals' and most native law courts were eventually replaced by Dutch colonial ones. The colonial government also assumed authority in other areas; the princely territories did not have their own postal services, for instance. Dutch colonial administrators assumed the role of 'older brother' to the native princes, a relationship which was ritually symbolised by native princes taking the right arm of Dutch residents and governors during public ceremonies. The native rulers were styled as Princely Highness by the Dutch authorities. Like the particuliere landerijen [private domains], the princely states were not directly controlled by the colonial government, and so were not subjected to the notorious Cultivation System, introduced by Governor-General Johannes van den Bosch in 1830. The Sultanate of Yogyakarta is the only princely land which retains a special status within the current Republic of Indonesia, namely as daerah istimewa (special region). The former princely land of Pakualaman is administered as part of current Yogyakarta.
rdf:langString De vorstenlanden waren in Nederlands-Indië vier na de kolonisatie overgebleven inheemse rijken in het midden van Java. De vorsten van deze staatjes waren formeel "zelfregeerder" maar hun politieke macht was door verdragen en akkoorden sterk ingeperkt. Het Koninkrijk der Nederlanden was hun suzerein. In de 20e eeuw waren * Het soenanaat Soerakarta met 1.704.201 inwoners * Het sultanaat Jogjakarta met 1.399.351 inwoners * Het vorstendom Pakoealaman met 112.005 inwoners * Het vorstendom Mangkoenegaran (Mangkoe-Negoro) met 908.318 inwoners tot 1945 zelfregerende vorstenstaten. De vorstenlanden ontstonden in de loop van de 18e en vroeg-19e eeuw na burgeroorlogen en successieoorlogen binnen de Javaanse adel en waren de opvolgers van het Rijk van Mataram. Ze waren dichtbevolkt en er werd veel rijst verbouwd. Er waren twee Solose vorsten de soesoehoenan van Soerakarta (Solo) en de Mangkoenegara van het gebied Mangkoenegaran en twee Djokjase vorsten: de Hamengkoeboewono of sultan van Djokjakarta, en de van Pakoealaman. De soesoehoenan van Soerakarta was de eerste opvolger in rechte lijn, de overige drie vorsten vertegenwoordigden zijlijnen (broer of neef). De vier vorsten erkenden het Nederlands oppergezag, daar de laatste soesoehoenan van het huis van Mataram (Pakoe Boewono II) in 1749 zijn erfrecht aan de Verenigde Oost-Indische Compagnie (V.O.C.) had afgestaan. Voor de vier vorsten gold de landvoogd of gouverneur-generaal van Nederlands-Indië als "Grootvader", terwijl deze hen omgekeerd als "Kleinkinderen" betitelde. De vorstenstaten hadden geen jurisdictie over de Europese inwoners en de Oosterlingen zoals Chinezen, zij vielen als landsonderhorigen onder het gezag en de rechtsmacht van Nederlands-Indië. Naast de vorst stond de Nederlandse rijksbestuurder of pepatik dalem die de feitelijke macht uitoefende. De absoluut regerende vorsten vaardigden eigen vorsten-verordeningen "" uit die kracht van wet hadden in hun domein. De rechtbanken in de vorstenlanden waren vrijwel helemaal vervangen door landsrechtspraak en de Nederlandse rechterlijke organisatie die respectievelijk de rechtszaken van de inheemse bevolking en de Nederlanders behandelden. Voor de rechtspraak over de keizerlijke en koninklijke families, over de vrouwen van de polygame vorsten en plaatselijke hoogwaardigheidsbekleders die geen Nederlands onderdaan waren bleven enkele inheemse rechtbanken bevoegd. In Djokjakarta was een rechtbank voor agrarische geschillen buiten de sfeer van de burgerlijke zaken en een religieuze rechtbank of Soerambi in functie. De staatsregeling hield in dat de inlandse vorst regeerde onder suzereiniteit van het Koninkrijk der Nederlanden. Hij was geen vazal van de koning der Nederlanden of van de gouverneur-generaal van Nederlands-Indië. De vorst werd geacht een eigen, niet aan Nederland ontleend, regeergezag te bezitten. Zijn wil werd beperkt door de Nederlandse invloed die zoals steeds in Nederlands-Indië geacht werd die van een "oudere broer tegenover een jongere broer" te zijn. De Nederlandse gouverneur of "Pepatik Dalem" nam de rol van "oudere broer" op zich en het was gebruikelijk dat hij arm in arm met de inlandse vorst liep. In een aantal zaken trad de Nederlands-Indische overheid als wettig gezag op. De vier vorstenlanden hadden bijvoorbeeld geen eigen posterijen. De verhoudingen tussen het soenanaat Soerakarta en Nederland werden in de Akte van Verband en de daaraangehechte verklaringen uit 1893 en in latere aanvullende verklaringen vastgelegd. Alle grond in de feodale vorstenlanden werd op basis van de adat geacht eigendom van de vorst te zijn. De gebruikers betaalden met schattingen in natura en door gedwongen arbeid die herendienst werd genoemd. De vorsten gaven delen van hun rijk als apanage aan familieleden en ook aan hun ambtenaren of "bekel" die de opbrengst genoten in plaats van loon. Tussen 1910 en 1920 werden in de vorstenlanden grote agrarische hervormingen doorgevoerd. Deze waren gebaseerd op het vervangen van het feodale stelsel door een herstelde structuur van desa's. * Z.P.H. de Soesoehoenan Pakoeboewono X van Soerakarta aan de arm van de Nederlandse Resident * Sultan Hamengkoeboewono VIII van Djokjakarta aan de arm van Gouverneur Bijleveld * Pangeran Hadipati Hario Praboe Soerjodilogo Pakoe Alam VIII van Pakoealaman
rdf:langString Col termine in lingua olandese di Vorstenlanden (in italiano: stati principeschi) si indicano quattro stati principeschi nativi dell'isola di Giava nelle Indie orientali olandesi che nominalmente erano indipendenti ma de facto si trovavano sottoposti alla sovranità del Regno dei Paesi Bassi. L'autonomia politica di questi stati ad ogni modo venne più e più volte contrastata dai coloni olandesi. I territori erano: * Surakarta, un sunanato a nord * Yogyakarta, un sultanato a sud * Mangkunegaran, un principato a est * Pakualaman, un piccolo principato in gran parte racchiuso nell'area del sultanato di Yogyakarta I territori principeschi erano successori del Sultanato di Mataram e si erano originati dalle guerre civili e dalle guerre di successione tra la nobiltà giavanese. Il sunanato di Surakarta rappresentava la linea diretta di successione della famiglia, mentre gli altri principati erano i rami cadetti della famiglia. Nel 1755, durante la terza guerra di successione giavanese, il sultanato di Mataram si divise nel sunanato di Surakarta e nel sultanato di Yogyakarta; Mankunegoro si separò da Surakarta nel 1757. Infine il principato di Paku Alam si divise da Yogyakarta nel 1812 dopo l'invasione di Giava (1811). I governanti nativi erano formalmente considerati autocrati dalle autorità coloniali tutti i loro territori erano considerati loro proprietà. Essi ad ogni modo non avevano giurisdizione sugli europei e su tutti gli indigeni non orientali e pertanto molti dei tribunali indigeni finirono per venire rimpiazzati dai corrispondenti olandesi. Il governo coloniale inoltre assunse poteri anche in altre aree; i territori principeschi, infatti, non disponevano di un proprio servizio postale, ad esempio, e pertanto l'amministrazione coloniale olandese ottene il ruolo di fratello maggiore nel tutelare i principi nativi al punto che i governatori ottennero il privilegio di cedere il braccio destro ai governanti accompagnandoli nelle cerimonie pubbliche. Le autorità olandesi riconobbero ad ogni modo il titolo di ai principi locali. Yogyakarta è l'unico dei Vorstenland che ancora oggi ha uno status speciale all'interno della Repubblica di Indonesia, ovvero che costituisce un daerah istimewah (distretto speciale).
xsd:nonNegativeInteger 4024

data from the linked data cloud